Er zijn niet voldoende vakmensen om de milieudoelstellingen van het kabinet voor elkaar te krijgen, terwijl er zoveel werk te verzetten is. Dat is een van de conclusies uit gesprekken tussen overheid, opleidingsinstituten en het bedrijfsleven. Bovendien vragen de nieuwe ontwikkelingen ook om andere vaardigheden. Hoe wordt en blijft de installatiebranche toekomstbestendig?
Tekst André Weigand
Het is één van de grootste opdrachten voor het nieuwe kabinet: Nederland moet veel minder CO2 gaan uitstoten. In 2030 moet die uitstoot met de helft zijn gedaald, en in 2050 gestopt. Klimaatminister Wiebes nodigde in december de top uit van bedrijfsleven en milieuorganisaties om daarvoor de eerste stappen te zetten. Eerste conclusie: om te beginnen moeten er meer vakmensen komen. “Die zullen we gaan opleiden”, aldus de minister.
“Er zijn veel vakmensen nodig. Voor hen zal de arbeidsmarkt weer heel aantrekkelijk kan worden. Uitdrukkelijk natuurlijk is het feit dat wij met elkaar moeten verduurzamen, niet alleen in de gebouwde omgeving. Dat betekent voor heel veel mensen nieuw werk, nieuw economisch perspectief, nieuwe sectoren komen op, nieuwe exportkansen… Het is juist zo mooi: het is klimaat, maar het is ook Economische Zaken”, aldus Wiebes.
Optimistische minister dus. CO2 terugdringen kun je bijvoorbeeld door huizen en kantoren te isoleren. Maar daar zit nu juist een groot probleem. Er zijn tienduizenden vacatures en wat komt er dan terecht van al die duurzame plannen?
Een voorbeeld: het stadhuis van Eindhoven gaat helemaal op de schop. Ze werken daar al heel milieubewust: het sloopmateriaal wordt hergebruikt. Zo worden oude plafondplaten gebruikt als extra isolatiemateriaal in buitenmuur / gevels. Personeel vinden is moeilijk: gemiddeld 100 tot 130 vacatures bij dat project, zegt Aukje Kuypers, directeur van het gelijknamige installatiebedrijf.
Dat probleem speelt bij alle installateurs. Er zijn er domweg veel te weinig. Doekle Terpstra daarover: “We weten nu al: in onze branche van 150.000 werknemers: volgend jaar een tekort van 20.000. En dat zal per jaar met 20.000 toenemen.”
En wie na school aan het werk wil, blijkt ook nog eens veel te theoretisch te zijn opgeleid. Noodgedwongen organiseren bedrijven zelf nascholing. Kuypers ziet het persoonlijk als een bewijs van armoede van het onderwijslandschap. Het reguliere onderwijs blijkt niet aan te sluiten bij wat bedrijven nodig hebben. Een stevige waarschuwing aan de politiek: zo gaat het de verkeerde kant op.
De coalitiepartijen willen vakmensen voor de klas, om dat probleem op te lossen. Paul van Meenen, Tweede Kamerlid voor D66: “Wat we over het hoofd zien, is dat beroepsonderwijs vraagt om mensen uit de praktijk, die weten hoe het is om in zo’n bedrijf werkzaam te zijn, om met die nieuwste technieken bezig te zijn. Die mensen moet je verleiden om voor die klas komen te staan.”
De bouwsector verandert in al zijn facetten. Dit geldt bijvoorbeeld voor de inhoud van het werk, maar ook de technische tools en communicatiemiddelen waarmee wordt gewerkt. Welke vaardigheden heeft de installateur van de toekomst nodig? En verschillen ze veel met de huidige situatie?
Duidelijk is wel dat de bouwsector in transitie is. De installatiequote van gebouwen en woningen stijgt, en bouwdelen moeten steeds vaker met elkaar kunnen communiceren. Internet of Things (IoT) is sterk in opkomst en ‘slimme’ apparaten gaan de woning van de toekomst beheersen, zo is de verwachting. Duurzaamheid staat hoog op de agenda, waarbij gekeken wordt naar de totale levensduur van een gebouw, zowel qua kosten, materialen als onderhoud. Hoe kan een installateur mee in deze veranderende sector?
Smartphones, apps en tablets zijn niet meer weg te denken uit werkprocessen. De verwachting is dat de 3D-printer in de toekomst gebruikt gaat worden om installatieonderdelen te printen. De installateur van de toekomst kan niet alleen werken met verschillende soorten (digitale) toepassingen, hij heeft ook de flexibiliteit om veranderingen op dit gebied aan te kunnen.
Voor de installateur zal vooral het IoT en de gevolgen daarvan zorgen voor verandering in hoe hij moet gaan werken. Processen worden straks volledig datagestuurd en het meten/monitoren van installaties wordt daarmee belangrijker. Installateurs moeten daarom weten hoe ze data kunnen meten, de resultaten kunnen interpreteren en de installatie hier vervolgens op aanpassen zodat deze optimaal blijft werken.
Vaardigheden op het gebied van communicatie, sociale omgang en samenwerken worden ook steeds belangrijker. Deze worden vaak aangeduid met de term soft skills, in tegenstelling tot de vakinhoudelijke vaardigheden, de hard skills. Installateurs staan bijvoorbeeld steeds meer in direct contact met klanten, zowel met de opdrachtgever in de ontwerpfase als met de eindgebruiker in de onderhoud- en beheerfase. Dit vereist bepaalde communicatieve skills.
Klanten spreken vaak niet dezelfde technische taal, zodat van installateurs meer gevraagd wordt dan alleen het toepassen van vakinhoudelijke kennis. Een belangrijke taak is om in eenvoudige taal uit te leggen aan de klant hoe een complexe installatie werkt. Voorlichting geven over de veiligheid en het onderhoud van installaties is nog zo’n voorbeeld. Installateurs moeten ook het advieswerk beheersen en klanten helder kunnen uitleggen hoe een nieuwe installatie hen kan helpen bij het besparen van energie. Een goede specialist zijn is één ding, de installateur van morgen heeft meer in zijn mars.
Om installatiebedrijven een beeld te geven van hun mogelijkheden heeft een scenariobouwteam in opdracht van Otib vier scenario’s ontwikkeld. Daarbij is gekeken welke meerwaarde een bedrijf weet te creëren. Otib onderscheidt de volgende toekomstige rollen voor installateurs in de bouwketen:
Deze vier rollen worden door veel bedrijven herkend en het merendeel weet ook goed te benoemen in welke rol zij zich het meest herkennen.
Weinig installatiebedrijven lijken zich actief bezig te houden met toekomstige ontwikkelingen die belangrijk zijn voor hun bedrijf en met de veranderende rol die techniek speelt in het nieuwe bouwproces. Deze conclusie komt uit de (half)jaarlijkse bedrijvenenquête van Otib waar naast de gebruikelijke vragen over de bedrijfsvoering en de arbeidsmarkt deze keer ook vragen zijn toegevoegd over de toekomstverwachting van installatiebedrijven en in hoeverre bedrijven zich herkennen in de toekomstscenario’s die Otib afgelopen najaar presenteerde.
Uit het onderzoek blijkt echter dat maar tien procent van de bedrijven die zich zeggen te herkennen in de rol van assembler daadwerkelijk bezig te zijn met samenwerken, relaties aangaan met strategische partners, kennis delen, netwerken en het ontwikkelen van nieuwe producten en diensten, soms buiten de eigen sector. Bovendien zijn ze ook nog nauwelijks op de hoogte of bezig met belangrijke ontwikkelingen in de branche zoals automatisering, robotisering, nieuwe distributiesystemen, juridisering van de bouwkolom en duurzaam bouwen. Terwijl met name duurzaam bouwen al een tijdje speelt en juridisering van de bouwkolom er snel aankomt.
De bedrijven die zich zeggen te herkennen in de rol van integrator, creator en provider zijn iets actiever bezig deze nieuwe ontwikkelingen. Ook zijn ze vaker op de hoogte van ontwikkelingen als automatisering, robotisering, nieuwe distributiesystemen, juridisering van de bouwkolom. Van de ontwikkelingen op het gebied van duurzaam bouwen zijn ze ook vaker op de hoogte dan assemblers, maar er opvallend genoeg niet vaker mee bezig.
Bedrijven die zich herkennen in de rol van integrator, creator en provider zijn wel actiever bezig met het binden van hun werknemers. Ze bieden vaker méér salaris om mensen te behouden voor het bedrijf, en/of bieden betere arbeidsvoorwaarden. Ook betrekken ze vaker medewerkers bij de gang van zaken. Overigens is dat ook bij hen nog vaker uitzondering dan regel. Minder dan een vijfde van de integrators/creators /providers heeft deze maatregel toegepast.
De assemblers bevinden zich grotendeels onder de groep kleine en middelgrote bedrijven. Bij de groep Groot zitten verhoudingsgewijs meer Integrators (56%), Providers (24%), Creators (13%). Dit blijkt uit een separate enquête onder deze groep. Slechts 6% van deze groep herkent zich in de rol van assembler. De groep van grote bedrijven noemt als noodzakelijke ontwikkelingen voor de branche met name samenwerken, innovatie, investeren in medewerkers, eigenaarschap en digitalisering.
Otib komt in zijn rapport met opvallende conclusies:
De installatiebranche is verantwoordelijk voor ongeveer 20% van de totale bouwproductie in Nederland. In de woning- en utiliteitsbouw ligt dit percentage duidelijkheid hoger dan in de infrasector (circa 4%). Bij groot onderhoud is de ‘installatiequote’ hoger dan bij nieuwbouw en onderhoud. Bij deze projecten worden installaties veel vaker vervangen dan de bouwkundige structuur. Daarbij wordt vooral veel elektrotechniek vervangen en komt het werk van de W- en S-installateur op respectievelijk de tweede en derde plaats.
De nieuwe trends en steeds snellere ontwikkelingen zorgen er ook voor dat installateurs hun dienstverlening moeten aanpassen. Het oude business model van “uurtje factuurtje” moet op de schop. De afgelopen jaren is er niet alleen een diepe recessie geweest maar er is ook een transitie ontstaan. Niet alleen zullen de bouwvolumes van voor 2009 niet snel terugkeren, ook zullen trends elkaar steeds sneller opvolgen. Hierdoor worden productlevenscycli korter en moeten bedrijven elementen van hun business model vaker aanpassen.
Het als installateur blijven werken als capaciteitsleverancier en onderaannemer wordt in de toekomst alleen nog gerechtvaardigd als dit zeer efficiënt gebeurt. Alle andere modellen gaan uit van toegevoegde waarde. Belangrijk is dat het installatiebedrijf zich kan blijven aanpassen en vernieuwen. Er zal niet alleen concurrentie zijn uit de traditionele omgeving. In andere sectoren hebben ‘game changers’ al voor flinke opschudding kunnen zorgen en dit kan ook gebeuren in de installatiebranche.
(bron: www.gawalo.nl / januari 2018)